Ik erger me.
Het is de hele dag al latent
aanwezig en met het verstrijken van de dag wordt het steeds erger.
Ik zit in de auto met Joris en we wachten op Sophie.
We kletsen wat en de muziek speelt....
Plotseling trekt Joris aan die zonneklep die voor zijn neus hangt en
hij zit er ineens mee in zijn handen.
Afgebroken. En ik flip.
Ik ben boos maar ik durf niet te hard te schreeuwen want eigenlijk heb ik geen idee hoe gehorig zo'n auto is, naar buiten toe zeg maar, en links en rechts van ons staan ook geparkeerde
auto's met daarin wachtende ouders.
Ik grom woest met samengeknepen lippen en mijn ogen spuwen vuur.
Joris ziet dat. En hij kijkt me aan. En blijft stil.
Ik voel zo'n onmacht. Wéér iets kapot. En zó ontzettend onnodig.
Ik zet hem achterin, zijn grootste straf die ik in de auto kan bedenken, en de rook komt uit mijn oren.
Met een woest gebaar smijt ik die zonneklep op de grond en door de achteruitkijkspiegel kijk ik Joris aan. Hij mij ook.
Hij zit stil. Heel stil.
En ik erger me.
Ik erger me aan héél veel.
Ik erger me aan mensen die me niet serieus nemen en aan wie ik me constant moet bewijzen.
Ik erger me aan mensen die oordelen zonder verder te kijken.
Ik erger me aan de vader van
mijn kinderen omdat ik de zorg zo graag met hem zou willen delen.
Ik erger me aan mensen die aan me trekken en me geen ruimte geven.
Ik erger me aan mijn financiele situatie.
Ik erger me aan alle dingen in huis die kapot gaan en die niet gemaakt
kunnen worden.
Ik erger me aan een fiets die ik ophaal bij de fietsenmaker en die bij thuiskomst een lekke band blijkt te hebben.
Ik erger me aan mijn exgenoot die niet meer met mij mag praten en dat dus ook niet doet.
Ik erger me aan mijn chronische
tijdgebrek.
Ik erger me aan mensen die niet de moeite nemen om een berichtje te beantwoorden
Ik erger me aan mijn telefoon die steeds vastloopt en rare dingen doet.
Ik erger me dat er ineens weer een studiedag is die ik was vergeten. En ik moet
werken.
Ik erger me aan rekeningen die op de mat vallen.
Ik erger me aan mensen die niet altijd snappen dat ik niet altijd kan.
Ik erger me aan mensen die je bergen beloven maar dalen geven.
Ik erger me aan mensen die niet eerlijk zijn.
Ik erger me aan die tientallen fruitvliegjes in de keuken die maar niet verdwijnen.
Ik erger me aan mijzelf omdat ik afspraken zomaar vergeet.
Ik erger me aan mijn steeds sneller terugkerende grijze haren.
Ik erger me aan mijzelf omdat ik
geen hulp kan vragen.
Ik erger me aan mensen die zich anders voordoen dan dat ze werkelijk zijn.
Ik erger me aan mensen die klagen over de werkster. Ze hébben er tenminste één.
Ik erger me aan die slechte muziek in die ene
winkel.
Ik erger me aan alle regels en wetten die niet kloppen.
Ik erger me eraan dat ik mijn fijnste leesbril niet meer kan vinden.
Ik erger me….
Moet ik doorgaan?
En ik kijk weer naar die kapotte zonneklep op de bodem van
de auto. En naar Joris.
Hij heeft nog geen woord gezegd en ik ook niet.
Zwijgend samen in de auto. Ik voorin en hij achterin. Het moet er vreemd uitzien. Eén woest hoofd en één sneu hoofd.
Ik haal diep adem en stop die klep
in de zijkant van mijn deur. Dat spiegeltje kan nog wel eens handig zijn.
Ik draai de muziek wat harder en daar is ineens wéér dat nummer:
http://youtu.be/gMkWxjVv-hU
Ik grijns. Door mijn ergernis heen.
Ik grijns altijd van dit nummer. Muziek helpt mij soms de dagen door.
Ik doe het handschoenenkastje
open, waar bij mij overigens nooit handschoenen in liggen maar lipgloss, en ik haal die zonneklep weer tevoorschijn uit mijn deur.
Met felrood kleur ik mijn lippen en ik zucht nog eens diep. En doe de muziek nóg iets harder.
Eigenlijk best
handig, zo'n losse spiegel aan mijn kant.
Joris mag weer voorin en daar komt Sophie aanstappen.
Ik haal maar weer eens diep adem.
Ik ergerde me.
Ik erger me.
Ik denk dat we vanmiddag maar eens een spelletje gaan doen…
En
ik hoop dat ik win!